Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Toen nam Johanan, de zoon van Kareah, mitsgaders al de oversten der heiren, die met hem waren, het ganse overblijfsel des volks, dat hij wedergebracht had van Ismael, den zoon van Nethanja, [23]van Mizpa, (nadat hij Gedalia, den zoon van Ahikam, geslagen had) [te weten] de [24]mannen, die krijgslieden waren, en de vrouwen, en kinderkens, en [25]kamerlingen, die hij van [26]Gibeon had wedergebracht; 23. Dit kan men verstaan van het volk, dat Ismael van Mizpa had weggevoerd. 24. Hebreeuws, mannen krijgslieden. Vergelijk Richt.4:4. Anders: mannelijke, of kloeke krijgslieden. 25. Of, hovelingen. Zie Gen.37:36. 26. Zie boven vs.12.